top of page
  • Ignaas Devisch

Geen ‘ja maar’ bij het geweld in het Midden-Oosten


vrouw die haar dood - in een doek gewikkeld - kind vasthoud
Hoe groter het eigen leed, hoe kleiner de kans dat je het leed van anderen ziet. — © reuters

Is iemand al met meer begrip over de andere partij gaan denken in het conflict in het Midden-Oosten, sinds de inval van Hamas in Israël? Of is de rivier tussen beide kampen nog breder geworden nu Israël terugslaat met zware bombardementen en de inwoners van Gaza elementaire voorzieningen ontzegt? Iedere dag wordt het geweld erger en de pijn aan beide kanten groter. Hoe groter de eigen kwetsuur, hoe kleiner de kans dat je het leed van de anderen nog ziet. We gaan vreselijke tijden tegemoet, want voorlopig haalt de dood het van het leven.


Eerst leek er beweging in te zitten. Zelfs de meest fervente verdedigers van ‘de Palestijnse zaak’ waren diep geschokt door wat Hamas op 7 oktober aan wreedaardigheid tentoonspreidde. En nog altijd is dat het obligate eerste zinnetje in alle petities of opiniestukken die circuleren. Helaas volgt de ‘maar’ ondertussen vrij snel om vervolgens alle schuld bij Israël te leggen ‘want dat is nu eenmaal de bezetter’. Maar ook bij wie aan de kant van Israël staat, zien we de standpunten verharden. Zeker de voorheen gematigde stemmen weten niet meer wat ze aan moeten met hun pacifisme. Veel gekidnapte of vermoorde mensen kwamen uit progressieve milieus en steunden actief de Palestijnse zaak. En kijk wat er gebeurt als Israël even onachtzaam is, dan moet je nu toch hard terugslaan? Met enkele uitzonderingen is dat dus de stand van zaken in het debat: ‘Ja, er is geweld, maar ...’


Als opstapje om het eigen geweld te rechtvaardigen, zoekt elk kamp naar bewijs voor de wreedaardigheid en het morele nihilisme van het andere kamp. Dat ze die bewijzen zullen vinden, staat vast en is geen nieuws. Het verontrustende is dat die bewijzen momenteel het opstapje zijn om iedereen van het andere kamp over dezelfde kam te scheren. Alle Palestijnen en zelfs bij uitbreiding alle moslims zouden eraan moeten geloven, zo konden we onomwonden lezen in de weekendkrant. Omgekeerd tiert het antisemitisme welig en lijkt de empathie met de slachtoffers van 7 oktober uitgewerkt. Hier en daar zijn er al synagogen in brand gestoken waardoor Israëli’s zich noodgedwongen de vraag stellen of ze moeten vrezen voor hun leven omdat ze in Israël wonen of omdat ze Jood zijn.


Als we die morbide logica willen stopzetten, moeten we ophouden het debat te voeren vanuit een merkwaardig soort begrip voor beide partijen. Ze zouden nu allebei het recht hebben op een beetje geweld omdat hen zelf geweld is aangedaan – antisemitisme aan de ene kant en overdreven bombardementen aan de andere kant. Die analyse – ‘ja, het geweld is erg, maar ...’ –is pervers omdat ze uit begrip voor de slachtoffers van vroeger geweld, nieuw geweld legitimeert en op die manier de dodelijke logica in standhoudt.


Dan maar neutraal zijn of de kwestie te complex noemen om je erover uit te spreken? Ook dat lijkt geen optie meer: hoe kun je nog afzijdig blijven in deze zaak? Het conflict komt trouwens steeds dichterbij en met statements als ‘ik kies de kant van het slachtoffer’ schiet je niet veel op – als er ergens onenigheid over bestaat, dan wel over de vraag wie hier het slachtoffer is. Hoe moet het dan wel verder? Kun je nog een ‘juiste’ positie innemen?


Bij dat soort existentiële vragen is het immer raadzaam terug te keren naar het werk van Albert Camus. In zijn stuk De rechtvaardigen legt hij ons de vraag voor welke argumenten doden om een hoger doel wettigen. Het verhaal speelt zich af in het Moskou van 1905. Revolutionairen plannen een bomaanslag op de groothertog, maar op het ogenblik van de aanslag zien ze dat zijn vrouw en twee kinderen ook in de koets zitten. Waarna de discussie losbarst bij de revolutionairen of ze in naam van een hoger doel ook onschuldigen mogen vermoorden.


Als we vandaag zoeken naar een ‘juiste’ positie in dit debat, moeten we het omgekeerde doen van wat in De rechtvaardigen gebeurt. Eerder dan onze morele categorieën in te zetten bij de vraag of bepaalde hogere doelen het geweld (een beetje) legitimeren, moeten we ons inleven in de oorzaken van alle geweld én dat geweld van begin tot einde bestrijden. Zoals de slachtoffers uit de groep van de daders echte slachtoffers zijn, zijn hun daders echte daders die andere echte slachtoffers maken. De erkenning daarvan begint bij de manier waarop we erover spreken en daar hoort geen ‘maar’ bij. De discussie moet dus gaan over de redenen die géén geweld voor een hoger doel verantwoorden. Alleen als we een manier vinden om af te raken van de hogere doelen waarachter mensen zich verschuilen om geweld te plegen, kan het leven het opnieuw halen van de dood.


43 weergaven
bottom of page