- Ignaas Devisch
De schil van de eenzaamheid

‘Wat is de schil van de eenzaamheid?’, vraagt Peter Verhelst zich meermaals af in Lichamen – wat mij betreft nu al het boek van het jaar. Daarna volgen ‘het vruchtvlees’ en ‘de pit’ van de eenzaamheid en bij elke hernieuwde vraagstelling volgen andere antwoorden die als bijen over een veld nectar zoemen.
Eenzaamheid dus. Hoewel het af en toe de coviddebatten heeft doorkruist, is het nooit echt centraal komen staan. Ten onrechte. De gedwongen opsluitingen of vergrendelingen – want hoe vertaal je nu het best ‘lockdown’? – hebben er bij velen ingehakt. Velen zijn in bittere eenzaamheid beland, niet alleen thuis, maar ook als bewoner in zorginstellingen, woonzorgcentra of andere plaatsen die geen bezoek meer toelieten.
Je geliefde, je ouder of je kind moeten afgeven bij de ingang van het ziekenhuis en zelf niet mee naar binnen mogen gaan, is onmenselijk
Na de eerste opsluiting groeide het besef dat die prijs te hoog was. Toch bestaan er tot vandaag strikt gelimiteerde bezoekregelingen in sommige ziekenhuizen of in woonzorgcentra. Dat is hemeltergend, zeker omdat er weinig uniformiteit terug te vinden is en de achterliggende rationale duister blijft. Soms is er één vaste bezoeker per week toegelaten, soms twee per dag, dan weer één per dag, de ene keer mag een kind mee, dan weer niet en vaak mogen bezoekers maximaal één uur blijven. Ook diensten onderling kunnen sterk verschillen. Bij een dienst materniteit, bijvoorbeeld, is soms alleen de partner toegestaan, terwijl je kleinkind in de armen houden voor grootouders een onbeschrijfelijk moment kan zijn. Maar ook als je zwaar ziek bent, kan een eenvoudig praatje met enkele mensen het bezwaarde gemoed doorbreken.
Uiteraard, iedereen kan en zal begrijpen dat we in nabijheid van kwetsbare mensen voorzichtig moeten zijn. Maar je geliefde, je ouder of je achttienjarige kind moeten afgeven bij de ingang van het ziekenhuis en zelf niet mee naar binnen mogen gaan, is onmenselijk. Ziek zijn of herstellen na een ingreep is emotioneel bezwarend. Dan heb je anderen nodig. Dat we aanvankelijk generieke maatregelen hebben genomen om bezoek te beperken, begrijpt iedereen: de ziekenhuizen stonden op instorten, de angst en onzekerheid waren groot en we hadden geen instrumenten om onszelf en anderen te beschermen, zoals degelijke mondmaskers, vaccins of testen.
Dat enkele beperkingen nog steeds nodig zijn om een en ander beheersbaar te houden, is eveneens begrijpelijk, zeker met het nijpende personeelstekort in het achterhoofd. We weten allemaal hoe zwaar de druk blijft op ziekenhuizen en andere zorginstellingen. Wederzijds begrip is aangewezen. Tegelijk is dit een goed moment voor een grondige evaluatie, nu blijkt dat de laatste variant minder dodelijk en ziekmakend is en we stilaan overstappen naar een andere omgang met dit virus: minder alles-of-niets-regelingen, een meer verfijnde risicobeheersing, met als uitgangspunt dat het virus een blijvertje is en we ermee moeten leren leven. Vandaar de nood om de maatregelen te verfijnen, inclusief de bezoekregelingen. Niemand haalt het vandaag in zijn hoofd om een bot verbod op pakweg neerzitten op een bankje in het park te handhaven. Nochtans was dat het geval tijdens de eerste opsluiting. Achteraf bekeken kun je dat alleen maar hallucinant noemen. Voortschrijdende inzichten en feedback op het gevoerde beleid hebben ons geleerd beter te doen. Waarom dan niet ook de bezoekregelingen in de welzijns- en gezondheidssector opnieuw collectief overwegen?
We hebben vooral nood aan meer coherentie, transparantie en uniformiteit. Dat kan pas nadat we hebben geëvalueerd wat vandaag bestaat en daarna proberen beter te doen. Enkele vragen zijn pertinent: zijn de bestaande regelingen gebaseerd op klinische evidentie of op organisatorische criteria? Waarom lopen de bezoekregelingen soms sterk uiteen, en zijn daar goeie redenen voor? Waarom is er, zoals wel meer gebeurt in België, een dubbele realiteit: een officiële strenge regeling en een officieuze grijze zone waarin oogluikend uitzonderingen worden toegestaan als mensen aandringen, of bij goodwill van dokter x of verpleegkundige y? Dat werkt arbitraire en ad-hocbeslissingen in de hand.
Vervolgens moeten we de risicobeheersing afwegen tegenover de inspraak van de patiënt en diens noden. Al te vaak worden in België beslissingen genomen over de hoofden van de patiënten heen. Alleen de meest geïnformeerde en assertieve patiënten durven daartegen in te gaan, terwijl de autonomie van de patiënt een zaak moet zijn van iedereen.
Een en ander kan en moet dus beter. Waarom niet de patiënten en hun naasten consulteren? Bezoekers kunnen een schakel zijn in de zorg voor patiënten of bewoners, maar om dat mogelijk te maken, zijn een flexibele omkadering en een structurele inspraak van alle partijen nodig. De schil van de eenzaamheid ervaren we allemaal wel eens, maar op de meest kwetsbare momenten van ons leven horen we omringd te zijn.