
Publiek debat is een lastige zaak. Of het nu gaat om Gaza, grensoverschrijdend gedrag of het klimaat, al snel wordt het een kampenstrijd tussen de goeden en de slechten. Post je iets over de horror in Gaza, dan ben je meteen een Hamasvriend. Wil je aankaarten dat een knuffel die te ver is gegaan nog geen verkrachting is, dan praat je dingen goed. De beschuldigingen vliegen je om de oren.
De Duitse filosoof en theoloog Odo Marquard omschrijft dat als Häretisierungsappetit. Die van oorsprong theologische neiging om mensen met het ‘verkeerde geloof’ te verketteren, zie je volgens hem vandaag in het verlangen anderen te beschuldigen van politiek (in-)correcte overtuigingen. Die appetijt leek eind vorige eeuw op de schroothoop te zijn beland, aangezien iedereen toen ‘zichzelf’ mocht zijn. Als het klopt dat het fenomeen nu weer aan de orde is, welke maatschappelijke evoluties liggen daar dan aan ten grondslag? Er kan immers pas van dwaalleer (heterodoxie) sprake zijn als we – opnieuw – streven naar striktheid in de leer (orthodoxie).
Aan het einde van de vorige eeuw overheerste de gedachte dat we met een moreel neutrale staat en het principe van tolerantie de samenleving konden bijeenhouden. ‘Gedogen’ was het woord dat we daarna gebruikten om te beschrijven wat we met name in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw deden. Zich niet bemoeien met anderen was de lijm die de boel bijeenhield. Orthodox of heterodox deed er niet toe. Als jij mij laat doen, laat ik jou doen. Zo zijn we allemaal vrij. Zelfs al vonden we elkaars keuzes bedenkelijk of verfoeilijk, tolerantie was het codewoord om dat pluralisme aan overtuigingen mogelijk te maken.
De rol van de overheid bestond er vooral in iets niet te doen, en dan vooral geen levensbeschouwing op te leggen. Dat stond in scherp contrast met het aloude adagium Cuius regio, eius religio – elke regio zijn religie. In de 16de eeuw was dat nochtans het nieuwe recept om conflicten tussen katholieken en lutheranen te vermijden. Religieuze oorlogen vermijd je, was toen het idee, door de heerser van een regio te laten bepalen welke religie er domineert. Wie zich niet kon vinden in de heersende overtuiging, emigreerde. Zo schep je inderdaad levensbeschouwelijke vrede, maar met de prijs dat het de geloofsvrijheid sterk inperkt.
Leven en laten leven: zou het kunnen dat die invulling van de liberale democratie niet langer werkt? Ondanks de vrijheid die dat model ons biedt, lijken we steeds meer ruzie te maken over wat nu de juiste opvattingen zijn. De tolerantie en het pluralisme van weleer zijn bovendien scheldwoorden geworden en staan symbool voor laksheid en de mislukking van de multiculturele samenleving.
De grootste Belg
Daar zitten enkele belangrijke gebeurtenissen voor iets tussen. Na 9/11 werd het duidelijk dat het model van tolerantie maar overeind blijft zolang iedereen dat principe onderschrijft. Zodra één fractie in naam van die tolerantie met geweld haar overtuiging aan anderen wil opleggen, doemt de volgende vraag op: kan, mag of moet de overheid optreden tegenover intolerante overtuigingen en dus zelf haar neutraliteit loslaten? Aanvankelijk plaatste die vraag veel West-Europese overheden nog voor een dilemma. Dat voorbehoud hebben ze ondertussen laten varen.
Tegelijk organiseerden heel wat West-Europese landen publieke discussies over het belang van gedeelde normen en waarden of nationaliteit. Zo was er het Britse tv-format Great Britons dat het Kanaal overwaaide (De grootste Belg, De grootste Nederlander …). Vervolgens ging het verder met debatten over de eigenheid van een specifieke cultuur of land – denk aan de Vlaamse canon.
Tijdens de laatste decennia van de vorige eeuw mocht iedereen nog zijn zin doen, nu lijken overheden steeds nadrukkelijker te kiezen voor een hedendaagse variant van het cuius regio, eius religio: gedeelde normen en waarden of een specifieke set aan culturele praktijken.
Niet alleen de orthodoxie maakt daarmee een opvallende comeback. Ook de Häretisierungsappetit waarover Marquard het heeft, krijgt daardoor opnieuw vrije baan. Uiteraard verlaagt de alomtegenwoordigheid van de sociale media aanzienlijk de drempel om elkaar aanhoudend van ongeveer alles te beschuldigen. Toch mogen we de herintrede van de orthodoxie niet onderschatten. Overheden bepalen mee welke cultuurinhouden de belangrijkste zijn, welke normen en waarden nodig zijn om een land bijeen te houden en dus ook wat er eventueel niet zou passen binnen die landsgrenzen. Dat was eind vorige eeuw nog ondenkbaar.
Henk en Ingrid eerst
Misschien is het geen toeval dat liberale partijen het vandaag in meerdere landen moeilijk hebben. Klaarblijkelijk hechten kiezers meer dan voorheen belang aan een inhoudelijke invulling van wat het betekent burger te zijn in een specifiek land, met eigen gebruiken en gewoontes. Daardoor neigen overheden ernaar daar een eind in mee te gaan, opgejaagd door de meer radicale varianten van die evolutie zoals “Frankrijk voor de Fransen”, “Henk en Ingrid” of “eigen volk eerst”.
Natuurlijk is het goed om na te denken over wat het betekent burger te zijn in een land. De liberale democratie heeft nood aan een nieuw fundament. We moeten ons opnieuw met elkaar gaan bemoeien, maar dan vanuit de meest positieve invulling van dat woord: ons verhouden tegenover elkaar. Dat vraagt veel meer dan naast elkaar (heen) te leven. Zomaar jezelf zijn is leuk in je badkamer, maar daarmee bouw je geen samenleving op.
Tegelijk moeten we vooral niet terug naar het idee dat een door autocraten aangestuurde set orthodoxe normen en waarden ons zou kunnen redden – denk aan de ‘illiberale’ democratie van Viktor Orban. Ook de evolutie in de Verenigde Staten toont aan hoe snel je in een democratie de vrije meningsuiting onderuit kunt halen.
Marquards Häretisierungsappetit is daar ondertussen de minste van alle zorgen geworden. Pluralisme en individuele meningsvrijheid zijn een rijkdom waarmee Europa ook in de 21ste eeuw een baken kan zijn van vooruitgang en verlichting. Maar dan zal het wel zichzelf moeten heruitvinden.
Thursday, 12 June 2025
Column De Standaard