top of page
  • simon devisch

Zoek het foertgevoel eens op



Nog nooit dienden we zo strak in het gareel te lopen, nog nooit werden we er zo sterk op gewezen dat we dat te weinig deden. Hanneke Wetzer


Telkens als ik het woord motivatie hoor, denk ik onwillekeurig aan Emile Ratelband. Die motivatiecoach raakte bekend omdat hij zowat elk betoog eindigde met ‘tsjakka’, een omineuze kreet om zichzelf of anderen op te peppen. Uiteraard is die kari­katuur geen referentie voor een interessant onderzoeksveld, maar ze legt er wel de valkuil van bloot: alsof je mits voldoende motivatie je gedrag zomaar kunt aanpassen. Nu er het afgelopen jaar overmatig veel nadruk­ is gelegd op ons (morele) gedrag­, is die misvatting niet uit de lucht gegrepen. Nog nooit dienden we zo strak in het gareel te lopen, nog nooit werden we er zo sterk op gewezen dat we dat te weinig deden.


Aan het publieke commentaar vorige week af te leiden, verdienden de feestende Gentse jongeren net geen gevangenisstraf. Nochtans liep het tot voor kort op een doordeweekse donderdagavond in diezelfde buurt veel meer uit de hand en moesten combi’s of ziekenwagens geregeld uitrukken, zonder dat de kranten daar de dag erna vol van stonden. Ik juich het niet toe, maar ik kan me niet herinneren dat jongeren zich ooit zo civiel hebben opgesteld, terwijl ze zelden zoveel verwijten kregen over hun gedrag. En dan zouden ze gemotiveerd moeten zijn?


Hetzelfde geldt voor ondernemers, zelfstandigen en de talloze mensen die hun job kwijtraakten of financieel aan de grond zitten. Of de vele ouders die de zorg voor jonge kinderen niet gecombineerd krijgen met deadlines op het werk. Bij wijze van boutade: hoe kun je in zulke omstandigheden nog puf hebben, tenzij je jezelf wijsmaakt dat het al met al nog meevalt, of als Ratelband jezelf met een ‘tsjakka’ de dag in duwt?

Zij die de regels over­treden, zijn doorgaans geen schurken, hoog­stens zijn het mensen die met zichzelf geen blijf weten

Misschien hebben we iets anders nodig om het uit te houden. Veeleer dan te blijven putten uit het register van de individuele zelfontplooiing – dat is wat het motivatiediscours nu eenmaal doet – moeten we zoeken naar andere morele bakens die ons minder frustreren of waaraan we ons even kunnen vastklampen. Wat deden wij, bijvoorbeeld, voor zelfdeterminatie en motivatie de scène veroverden? Mensen zouden geneigd zijn te zeggen: we deden onze plicht, gemotiveerd of niet. Helaas – of gelukkig? – werkt dat maatschappelijk niet langer, anderen die ons vertellen hoe we moeten leven. Daarom komt de tussen­komst van oudere mensen (‘klaag niet, tijdens de oorlog was het veel harder’) snel over als gezeur uit een vorig tijdperk.


Wij maken inderdaad geen oorlog door, maar door alles tegenover het ergst mogelijke leed te plaatsen, lijkt een pandemie verwaarloosbaar, terwijl dat natuurlijk niet zo is. Lijden moet je begrijpen in de context waarin het zich afspeelt. Wie van het zwitserlevengevoel heeft geproefd, wil dat niet meer afstaan.


Daarbovenop zijn wij met z’n allen­ existentiële kruideniers geworden, architecten van ons bestaan. Dat lijkt op de hemel – alles is mogelijk als je ervoor kiest – maar samen met de keuzevrijheid is de rechtvaardigingsdruk toegenomen. We zijn voortaan allemaal schepper én aanklager en moeten ons dus te allen tijde verantwoorden voor de meedogenloze rechtbank van de publieke opinie. Die is prominenter aanwezig dan de biechtstoel van weleer en staat geen hypocrisie of zacht geprevel meer toe. Als de omstandigheden tegenzitten, zoals tijdens deze pandemie, wordt het ondraaglijk en grijpt de woede om zich heen. Gelovigen konden die gramschap kwijt in apocalyptische razernijen, maar wat met het woedemanagement van seculieren in een wereld die voor­lopig weigert ten onder te gaan?


Het collectieve ongemak zoekt en vindt altijd kanalen, maar die richten behoorlijk wat schade aan: grof gescheld op sociale media, lak hebben aan alles en iedereen of, veel erger, zelfdestructie of huiselijk geweld. Vandaar het belang van wat de Duitse filosoof Odo Marquard omschrijft als compensatiestrategieën: manieren om onderuit te raken aan de druk jezelf te moeten zijn. De dichter Wilhelm Busch parodieerde dat met de slagzin ‘Wie zorgen heeft, heeft ook likeur’, maar er bestaan betere strategieën dan de fles opzoeken. Kunnen we daar niet méér de nadruk op leggen in plaats van amechtig op te roepen tot meer motivatie? Trouwens, wie aan de grond zit, is Oost-Indisch doof voor morele praatjes.


Daarom is meer aandacht nodig voor compensatiestrategieën die even de druk van de ketel halen of het foertgevoel opzoeken, zeg maar, maar dan in veilige omstandig­heden. Denk aan (culturele) buitenactiviteiten die wat perspectief bieden­ zonder dat er weer van alles moet. Zo niet, is het wachten op het volgende illegale feestje, waarna het ressentiment zich weer kan opstapelen en we nog meer ongenadig worden voor elkaar. Zij die de regels overtreden, zijn nochtans doorgaans geen schurken, hoogstens zijn het mensen die met zichzelf en hun ongemak geen blijf weten. Wij allemaal dus. Zoals Franz Kafka ooit schreef: ‘Er was eens een gemeenschap van schurken, dat wil zeggen, het waren geen schurken, maar gewone mensen. Zij bleven elkaar altijd trouw.’


134 weergaven
bottom of page