- Ignaas Devisch
Tradities zijn niet in steen gebeiteld

Het recht op abortus staat in Amerika al sinds het Roe v. Wade-arrest uit 1973 onafgebroken ter discussie, maar nu lijkt het echt bedreigd. Tenzij burgerverzet het tij alsnog kan doen keren.
Volgens het oorspronkelijke arrest is een verbod op abortus in deelstaten in strijd met het grondwettelijke recht op privacy, dat is vastgelegd in het veertiende amendement. Een gelekt conceptarrest, geschreven door een conservatieve hoge rechter, gaat uit van het omgekeerde. Het veertiende amendement zou ter aanvulling van de grondwet alleen die rechten moeten garanderen die ‘diepgeworteld zijn in de geschiedenis en de traditie van de natie en impliciet aanwezig in het concept van geordende vrijheid’.
Dat eerste zou volgens de conservatieve rechter niet het geval zijn, omdat er voor 1973 nooit sprake was van een recht op abortus en omdat de meeste staten abortus verboden. Met ‘geordende vrijheid’ verwijst hij naar de afweging tussen verschillende belangen, het recht van de vrouw op abortus versus de rechten van de foetus als potentieel leven. Het Hof argumenteert dat verkozen politici dat laatste per staat zelfstandig moeten kunnen interpreteren en het ene belang meer gewicht moeten kunnen toekennen dan het andere. Opnieuw verwijst het daarbij naar de traditie dat de federale overheid de staten daarin zelf de ruimte geeft en geen restricties oplegt, zoals het arrest uit 1973 deed.
De tijd dat bedrijven gewoon producten maakten en zich verder niet om de wereld hoefden te bekommeren, lijkt voorbij
Als die interpretatie het straks haalt, zal dat dramatische gevolgen hebben. In liefst 26 van de 50 staten zou abortus niet langer of maar heel beperkt mogelijk zijn. De mensen die het recht op abortus inperken vanuit het argument dat we persoonlijke vrijheid niet onbelemmerd kunnen interpreteren, komen vaak uit dezelfde hoek als zij die het recht op wapendracht verabsoluteren en op dat terrein geen enkele vrijheidsbeperking dulden. Een erg cynische situatie. Een kleine kring van elitaire ondemocratische krachten houdt de VS steeds meer in een versmachtende wurggreep. Een en ander toont aan dat de politiek-juridische instellingen in de VS niet langer representatief zijn. Een kentering zit er niet meteen aan te komen.
Ziet de toekomst van de VS er bijgevolg diepdonker uit? Ja en nee. Dat zowel organisaties uit de civil society als de bedrijfswereld in opstand komen, is hoopgevend. Amerikaanse bedrijven laten zich in de publieke ruimte steeds vaker uit over gevoelige onderwerpen. Dat is geen toeval. De tijd dat ondernemingen gewoon producten maakten en zich verder niet om de wereld hoefden te bekommeren, lijkt voorbij. Veel jonge werknemers eisen waardegedreven ondernemerschap en een minder destructieve omgang met de planeet. En consumenten worden kritischer over maatschappelijke keuzes die bedrijven maken.
Natuurlijk proberen enkelen zich nog te beperken tot windowdressing, maar kritische burgers doorprikken die façade in een vingerknip. Hoe omgaan met diversiteit, duurzaamheid of ethische keuzes? Die vragen liggen op het bureau van ceo’s. Ondernemingen die er geen transparantie over bieden, krijgen het moeilijk. Het is best mogelijk dat sommige keuzes die ze maken niet vrij zijn van opportunisme, maar zolang consumenten hen ertoe dwingen tegen de conservatieve achterhoedegevechten in te gaan, is er nog hoop.
Wellicht biedt het verzet dat vandaag vanuit de buik van de samenleving tot stand komt, een aanzet tot een nieuw en participatief bestuursmodel. In dat verband loont het de moeite het befaamde essay van Benjamin Barber uit 1992 (Jihad vs. McWorld) te herlezen. De opgave waarmee zijn tekst eindigde, is meer dan ooit aan de orde: de toekomst van de democratie zal participatief zijn, of niet zijn. Spreken met de mensen die de gevolgen dragen van beslissingen – in deze de vrouwen – is daarbij een cruciale voorwaarde.
Als daarentegen de grote instellingen op geen enkele manier burgers betrekken bij hoe de krijtlijnen van de samenleving eruitzien, zal het verzet blijven toenemen en krijgen we het vertrouwen in de instellingen nooit hersteld. In die zin heeft het Hooggerechtshof gelijk: elk land heeft bepaalde tradities die je nooit zomaar kunt negeren. De cruciale denkfout in de redenering van het Hof is dat tradities niet voor verandering vatbaar zijn. Om dat na te gaan moet je voeling hebben met diverse groepen in de samenleving. Dat het Hooggerechtshof hopeloos faalt in die opdracht, is ondertussen duidelijk.