- Ignaas Devisch
Kijk ook naar de mand, niet alleen naar de rotte appels
In een omgeving met macht, aanzien en geld moet je niet vreemd opkijken van pogingen tot machtsmisbruik. De academische wereld kan en moet de risico’s inperken. Enkele voorstellen.

De afgelopen weken kwam de academische wereld nogmaals om de verkeerde redenen in het nieuws. Opgejaagd door een al te voortvarende Zuhal Demir (N-VA) zag deze keer de KU Leuven zich gedwongen tot crisiscommunicatie over een verschrikkelijk voorval van verkrachting van een jonge studente door een professor. Bleek dat de man in kwestie er een structureel patroon van misbruik op nahield. En uit de berichtgeving die de dagen erna verscheen, kwamen opnieuw diverse getuigenissen over gelijkaardige situaties met andere professoren naar boven.
Dat moet stoppen. Academici behouden zichzelf het voorrecht kritisch naar de samenleving te kijken, maar slagen er voorlopig niet in een kader te ontwikkelen om zelf veilig met elkaar te werken. Dat is aberrant. Onze universiteiten hadden een koploper kunnen en moeten zijn, zeker omdat ze mensen in huis hebben met expertise inzake grensoverschrijdend gedrag, gedragscodes of de opstart van meldpunten.
Macht vraagt tegenmacht
Waarom lukt in eigen huis niet wat op andere plaatsen wel kan? Ondanks verbeteringen op een aantal terreinen blijft het voor vrijbuiters in de academische wereld nog steeds mogelijk om hun perverse gangetje te gaan. Ze bouwen kleine koninkrijkjes uit en vormen coalities met collega’s in sleutelfuncties, met een ongezonde concentratie van macht tot gevolg. Die kleine clubjes beschermen elkaar en omzeilen de spelregels die voor alle anderen wel gelden. Dan hoeven er niet eens zoveel rotte appels in de mand te liggen om het klimaat te verzieken. Laten we deze keer echter naar de mand zelf kijken, want als er telkens opnieuw appels in de korf liggen rotten, scheelt er dan niet iets met de manier van oogsten?
Onze universiteiten zijn te lang blijven uitgaan van de illusie dat als je slimme mensen bij elkaar zet, dat vanzelf tot goed handelen leidt. De eenheid tussen wijsheid en goedheid die Plato ooit voor ogen hield, is in een troebele wereld als de onze helaas te hooggegrepen. In een omgeving met macht, aanzien en geld moet je niet verbaasd zijn als er pogingen tot machtsmisbruik zijn. Een goed preventiebeleid kan structuren en procedures ontwikkelen die de risico‘s drastisch inperken. Macht vraagt om tegenmacht, transparantie en verantwoordingsplicht, gecombineerd met een duidelijk bestraffend kader voor wie andere bedoelingen heeft. Het laatste is een politieke aangelegenheid, het eerste de opgave van de academische wereld zelf, in samenspraak met de bredere samenleving.
Wat kunnen universiteiten beter doen? Veel, te beginnen met een houding van nederigheid, vanuit het besef dat we er toe nu toe zelf niet in geslaagd zijn goed te handelen. Een gepast oordeel over mensen lukt niet als je te dicht bij elkaar staat. Dan heb je de neiging zaken door de vingers te zien of organiseer je een zwijgcultuur die mogelijk machtsmisbruik onvoldoende tegengaat. Als zelfcontrole niet lukt, moeten er externen meekijken en zijn er procedures nodig die slachtoffers maximaal ondersteunen, zodat misbruik niet langer ongestraft blijft. De voorstellen over een extern meldpunt gaan in die richting. Waar wachten we op?
Universiteiten zijn te lang uitgegaan van de illusie dat als je slimme mensen bij elkaar zet, dat vanzelf tot goed handelen leidt
Ook moeten universiteiten zich anders organiseren. Met een extern meldpunt alleen komen we er niet. We moeten een klimaat van veiligheid en vertrouwen creëren voor alle partijen. Studenten moeten zich veilig voelen in de begeleiding, professoren moeten op een goeie manier kritische feedback kunnen geven om studenten beter te maken, en omgekeerd. Wie wil excelleren in een bepaald domein, moet leren omgaan met kritische vragen. Dat moet niet ophouden zodra je professor bent. Mijn motto in deze is dat we allemaal de plicht hebben onze domheid te bestrijden; positiever uitgedrukt, dat we allen bij te leren hebben, ook en misschien vooral op het menselijke vlak. Onderwijs bestaat bij de gratie om daar goed en gestructureerd mee om te gaan.
Vervolgens moeten we een kader uitwerken dat afhankelijkheidsrelaties zo veel mogelijk tegengaat, zowel in termen van financiering – zoals Nadia Fadil al eerder stipuleerde – als inhoudelijk. Wat dat betreft zijn begeleidingscommissies bij doctoraten een stap in de goeie richting. Ze ontnemen de promotor het feodale alleenrecht op de evaluatie van een student, organiseren woord en wederwoord en geven de onderzoeker de kans om vanuit meerdere hoeken feedback en steun te ontvangen. De carrière van een jonge onderzoeker mag nooit afhangen van een eventuele keizerlijke duim omhoog van diens promotor alleen.
Verwoeste levens
Ook moeten we anders omgaan met het academische cv. Hoewel er al stappen gezet zijn, moet je in de huidige systemen nog steeds streven naar individuele outputmaximalisatie om kans te maken op functies en promoties – in casu publicaties van papers in tijdschriften met impact, externe middelen binnenhalen en doctoraten tot een goed einde brengen. Als je mensen daarvoor alleen individueel beloont, bevorder je de mentaliteit om strategisch succesvol te zijn ten koste van anderen of om anderen louter te gebruiken in functie van je eigen cv.
Sommige universiteiten hebben daarom al nieuwe kaders ontwikkeld, maar we kunnen beter. Even naar de samenleving kijken volstaat om te beseffen dat we overal bezig zijn om het anders te doen. Bedrijven hebben oog voor mentaal welzijn, we debatteren in onze instellingen over hoe we vanuit gedeelde waarden kunnen handelen met aandacht voor mens en milieu en we werken meer samen. Hoog tijd dat universiteiten mee op die kar springen.
Ik heb ooit mijn deel van de koek gehad en moest zelfs verkassen naar een andere universiteit. Dat was een gitzwarte periode
Dat een zorgzame omgeving excelleren in de weg zou staan, is immers een valse tegenstelling. Aandacht voor welzijn en inclusie is geen hinderpaal maar dé manier om professioneel te presteren, betoogde Karen Celis terecht in deze krant. Academici zullen nog altijd hard moeten werken om de top te bereiken, excellentie komt niet vanzelf. Maar er zijn veel wegen om dat doel te bereiken en de rijkdom daarvan – de diversiteit – is zoveel groter dan het smalle pad dat we nu bewandelen.
Uiteraard moet een hervorming verder reiken dan die enkele programmapunten, maar laat ze de aanzet zijn tot een nieuwe wind die aan onze universiteiten moet waaien. Het beeld dat de afgelopen weken naar buiten kwam, is gelukkig maar een klein deeltje van de realiteit, maar het moet eruit.
Zelf heb ik ooit mijn deel van de koek gehad, ik moest zelfs verkassen naar een andere universiteit. Dat was een gitzwarte periode, die ik alleen maar heb kunnen doorworstelen dankzij mijn koppigheid en de steun van vrienden en familie. Ondanks en niet dankzij de universiteit heb ik toen mijn doctoraat kunnen afwerken en bereikt wat ik wou bereiken. Mede in het licht daarvan vind ik het ronduit ondraaglijk dat zo’n twintig jaar later het leven van jonge mensen nog steeds verwoest kan worden door hun passage aan onze universiteiten.