top of page
  • simon devisch

Een spiraal van negativiteit

Het recente nieuws geeft ­alweer te denken. Terwijl de ziekenhuizen vol­lopen, ontkende een arts-diensthoofd van een Brussels ziekenhuis dat we een covid-probleem hebben; tezelfdertijd vermoordde een extremist een Franse leraar die cartoons van Mohammed had getoond in zijn klas. Sociale media stonden bol van de afwijzing en in duidingsprogramma’s werden mensen opgevoerd om te komen vertellen dat ze echt wel voor de vrije meningsuiting zijn. De kijkers thuis knikten mee en in deze barre tijden kon iedereen met een gerust gemoed naar bed. L’enfer, c’est les autres, non?


Uiteraard vormt zowel het diensthoofd als de extremist elk op zijn manier een gevaar voor de samen­leving en moeten we dit tegengaan. Een column schrijven die hier nogmaals op wijst, zou het makkelijkst zijn. Toch situeert het tekort aan denkwerk zich ergens anders, meer bepaald in het overdenken van ­onze eigen positie in dit debat. De noodzakelijke opdracht om de erupties van gevaarlijke irrationaliteit of ­intolerantie in te ­dijken, levert een spreekwinst op. Door vanuit een vermeende consensus van weldenkendheid de – lichtzinnige of geweldda­dige – ander ver van ons af te duwen, positioneren we onszelf als onversneden bakens van rationaliteit en morele zuiverheid. Wij heten dan moedig te zijn omdat we niet zwichten voor geweld, of slim omdat al ­onze oordelen uitsluitend gebaseerd zouden zijn op door wetenschap ­onderbouwde inzichten.


Onszelf aan de juiste kant van de geschiedenis wanen, laat toe vanaf de overzijde toe te kijken hoe anderen mislukken. Die positie is al te comfortabel en doet denken aan wat Friedrich Hegel omschreef als de ‘schöne Seele’ (‘zuivere ziel’). Hegel ging ervan uit dat een bestaan van louter positiviteit onmogelijk is. Er is geen handeling of gebeurtenis die niet op de een of andere manier een vorm van negatie met zich meedraagt. We maken fouten, worden door anderen tegengesproken of vertonen zelf een gespletenheid in ons handelen. Niet dat negatieve op zich is het probleem; wel de ontkenning dat het bestaat, omdat het dan op een andere plaats des te harder toeslaat.


Alle ambivalentie en tegenspraak – het negatieve – volledig buiten ­onszelf plaatsen en het op anderen afwimpelen, is een treffende illustratie hiervan. Wie het publieke debat volgt, zal de werkzaamheid van de negatie ook herkennen in de steeds strakkere opdeling tussen goed en slecht, wetenschappelijk en pseudowetenschappelijk, voorbeeldige mensen en egoïsten. En het probleem ligt uiteraard telkens bij de andere partij: zij ontkennen de realiteit, vertonen geen respect, zijn irrationeel of clownesk.


Die tweedelingen leiden niet alleen tot een nodeloze simplificatie en polarisering van onze sociale verhoudingen. Ze negeren ook de kern van de ethiek vanaf Sigmund Freud, die erin bestaat dat we zelfs bij ogenschijnlijk nonsensicale handelingen of stellingen, de plegers niet als onmensen of met andere dehumaniserende categorieën omschrijven, maar integendeel op zoek gaan naar de ratio achter hun irrationaliteit. Freud maakte bovendien duidelijk dat je mensen niet zomaar op een ­essentie kunt vastpinnen – goed of slecht – om ze vervolgens in twee groepen op te delen. Wij zijn moreel ambivalente wezens die zelden onverdeeld dezelfde kant opgaan.


Als we tegenwoordig een kaarsrechte scheidingslijn trekken tussen verlicht versus achterlijk, rationeel versus dwalend, stappen we daarvan weg, met alle maatschappelijke gevolgen van dien. De afgelopen weken en maanden staan helaas bol van sprekende voorbeelden: ‘ze’ hebben het nog niet begrepen, ‘ze’ gedragen zich niet zoals het hoort, ‘ze’ willen geen vaccin. Altijd gaat het om anderen tegen wie we ons hardvochtig afzetten. We laten niet na ze te beschimpen. Als echter de consensus van weldenkendheid zich alleen staande kan houden dankzij een steeds irrationelere uitsluiting van alles wat storend zou inwerken op de eensgezindheid, verglijdt ze in datgene wat ze pretendeert te bestrijden. De nood aan een sterk vijandbeeld en nieuwe scheldwoorden à la ‘versoepelbrigade’ zijn onmisken­bare symptomen daarvan.


Die spiraal van negativiteit kun je tegengaan door het volgende filoso­fische inzicht mee te nemen: terwijl je spreekt over iets, moet je de plaats van waaruit je spreekt mee overdenken. Dat klinkt abstract maar het heeft concrete gevolgen. Zo stelt het ons onder meer in staat de werkzaamheid van de negatie bij onszelf te detecteren en te beseffen dat de grens tussen rationaliteit en irrationaliteit niet altijd eenduidig is. Zo verklein je de kans dat kritisch zijn uitloopt op pure zelfbevlekking.


Kritiek moet niet alleen de tekorten van anderen aanwijzen, maar ook ons eigenste spreken over de ander onder de loep nemen. Die oefening zal geen aardverschuivingen teweegbrengen. Wel biedt het in deze verwarrende tijden meer perspectief dan de illusie dat we à la Descartes vanaf punt zenit de wereld van commentaar kunnen voorzien, zonder zelf in de modder te moeten staan.


134 weergaven
bottom of page