- Ignaas Devisch
De bedreigde meerderheid

‘We moeten ons afvragen waarom zoveel mensen Jurgen Conings steunen.’
De Facebookgroepen die Jurgen Conings vereren, verzamelen leden met een snelheid waarvan goededoelenacties alleen maar kunnen dromen. Vanwaar toch die steunbetuigingen voor een extremist, vragen velen zich af. Omdat ze het antwoord schuldig blijven, struikelen ze dan maar over elkaar heen om de heldenverering te veroordelen en ze als onbegrijpelijk af te serveren. Dat geeft hen in elk geval een belangrijk voordeel: een zelfverklaarde morele superioriteit en de stellige overtuiging dat de onredelijkheid zich volledig buiten hen afspeelt. Dat is handig voor hun zelfbeeld, maar uiteindelijk een vorm van zelfbedrog: de haastige veroordelingen blinken immers uit in onredelijkheid. We weten nauwelijks waarom mensen lid zijn van zo’n groep, en toch liggen onze conclusies erover al vast. Maar hebben we niet altijd de taak te proberen vooral het onbegrijpelijke te begrijpen?
Het scenario van de discussie over deze extreemrechtse en gevaarlijke militair is vergelijkbaar met dat over de betrouwbaarheid van vaccins of andere emotionele debatten. Zoals bij andere vormen van ogenschijnlijk irrationeel protest plaatsen we opnieuw een muur die de hoogte van de omheining van de Gazastrook moeiteloos overtreft en delen we vervolgens de wereld op in twee helften: redelijk versus onredelijk, weldenkend versus extremistisch, goed versus kwaad, slim versus dwaas. Dat is niet alleen gemakzuchtig, die simplistische opdeling is bovendien gespeend van een belangrijk inzicht: het onredelijke verdwijnt niet door het moreel te veroordelen, wel door erover na te denken. Dat betekent vooral niet dat we de steunbetuigers moeten pamperen, zelfs niet dat we met hen moeten praten. We moeten ons wel grondig buigen over de vraag waarom zoveel mensen zich spontaan lid maken van zo’n groep.
Mogelijk hebben we hier te maken met een zoveelste illustratie van wat Ivan Krastev heeft omschreven als de ‘bedreigde meerderheid’ en Karen Stenner als ‘normatieve dreiging’: een grote groep mensen ervaart de bestaande orde als bedreigend voor hun positie of hun wereldbeeld en is ervan overtuigd dat, als we niets ondernemen, ‘het systeem’ het van ons zal overnemen. Politiek gesproken stemmen ze steeds extremer, hangen daarbij de meest waanzinnige theorieën aan of plegen gewelddadig verzet, omdat ze ervan overtuigd zijn dat de andere mogelijkheden niets opleveren. Ze geloven niet meer in de democratie, ervaren het politieke bedrijf als door en door rot en percipiëren de samenleving als een systeem dat hen dreigt uit te sluiten. Ze maken doorgaans deel uit van de meerderheden in een samenleving – vandaar de uitdrukking – maar voelen zich in die meerderheidspositie bedreigd. Wie of wat vormt dan die bedreiging? Dat kunnen migranten zijn, maar ook virologen of politici. Dat lijkt allemaal willekeurig of irrationeel, maar er ligt een structuur aan ten grondslag: telkens gaan ze tekeer tegen mensen die ze ervaren als een rechtstreekse bedreiging voor de eigen (verhoopte) maatschappelijke positie of tegen vertegenwoordigers van een samenleving waarmee de band stilaan verbroken lijkt. Voor alle duidelijkheid: de feitelijke realiteit kan best anders zijn dan men zichzelf voorhoudt, maar het gaat om een beleving of verbeelding die zich steeds verder losrukt van de echte wereld en op haast psychotische wijze een eigen werkelijkheid vormt.
Het helpt ons geen stap vooruit om mensen die Jurgen Conings tot held maken, te omschrijven als marginaal of dwaas
Zelfs al zou de redelijkheid zich in dezen geheel aan de kant van het systeem situeren, dan nog is het zaak die rationaliteit in te zetten waartoe ze dient: proberen te begrijpen hoe mensen denken en handelen. Zeker, we kunnen de mensen die van Conings een held willen maken, omschrijven als marginaal of dwaas om ons beter te voelen, maar dat helpt ons geen stap vooruit. Hoe meer we hun belevingswereld als irrationeel wegzetten, hoe groter de kans dat ze een eigen leven gaat leiden.
Het zou bovendien de bedreigde meerderheden alleen maar sterken in hun overtuiging dat ze niet meetellen. Een abrupte afwijzing van wie er ogenschijnlijk absurde gedachten op nahoudt, is daarom een verkeerde zet. Het lucht natuurlijk op je beter te voelen dan de medemens, maar als morele verontwaardiging de enige brandstof is die ons voortjaagt, dan doen we weinig meer dan onszelf vastrijden in de haastige veroordeling van ideeën die ons niet zinnen. Alsof daarmee de klus geklaard zou zijn.
Ik nodig daarom iedereen uit, inclusief mezelf, om meer en beter te doen dan in die verontwaardiging te blijven hangen en er de sociale media mee vol te kladden. Wie na de bestorming van het Capitool, begin dit jaar, nog altijd niet doorheeft dat de urgentie groot is en de democratie zelf op het spel staat, mag zich stilaan afvragen over welke rationaliteit we dan nog spreken. Ik pleit in dezen voor een radicale omkering van Wittgensteins bekende uitspraak. Die eindigde zijn Tractatuslogico Philosophicus met ‘waarover we niet kunnen spreken, daarover moeten we zwijgen’. Het tegenovergestelde is waar: wat we niet begrijpen, daarover moeten we spreken.